zaterdag 17 mei 2014

Naar de stembus: werkt de opkomstplicht nog wel?

Uit een studie van politiek geograaf Filip De Maesschalck blijkt dat één op zes Belgen niet ging stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen in oktober vorig jaar. Dat zijn in totaal 1,1 miljoen ingeschreven kiezers. Toch zou het afschaffen van de opkomstplicht volgens kenners het aantal niet-stemmers verhogen met 20%.

Foto: loopbaanfit.nl ©


Uit het onderzoek komt naar voren dat het aantal niet-stemmers ten opzichte van 2006 met vier procent is gestegen. De Maesschalck nam voor zijn onderzoek het aantal ingeschreven kiezers als vertrekpunt, eerder dan de in de media verschenen uitgebrachte stemmen. 

Opkomstplicht

België is een van de weinige landen waar momenteel de opkomstplicht nog geldt. Veel andere Europese landen hebben wel zo een opkomstplicht gehad maar hebben dit  afgevoerd. De klassieke discussie over het stemrecht als alternatief voor de opkomstplicht wordt met dit soort bedroevende onderzoeken weer flink gevoed. 

Voorstanders van het stemrecht menen dat met de komst van het stemrecht politiek weer echt inhoud krijgt, omdat politici dan moeten vechten voor iedere stem. Nu lijken veel kiezers gratis prooien voor de machtige elite in Brussel. Toch is dit een vertekend beeld. Volgens politiek docent Peter Thijssen van de Universiteit van Antwerpen zou een afschaffing van de opkomstplicht het aantal stemmers met nog eens minimaal twintig procent verlagen. “De opkomstplicht is een regel die bestaat en blijkbaar toch niet wordt opgevolgd, maar het afschaffen van deze regel leidt zeker tot een flinke daling van het aantal stemmers.” Volgens Thijssen heeft het huidige systeem zelfs voordelen. “De Belg is een volk dat niet graag mee doet aan iets zonder geïnformeerd te zijn. De opkomstplicht brengt met zich mee dat het volk interesse moet tonen in de politiek en er ook tijd voor maakt.” Ook volgens Petra Meier, politicologe aan de Universiteit van Antwerpen is het huidige systeem een goede zaak. “Stemplicht zorgt ervoor dat mensen betrokken worden bij het politieke bestel.” 

Opleiding

Volgens Meier is politieke vorming echter essentieel in ons huidige systeem. “Juist omdat iedereen verplicht wordt om deel te nemen, is een zekere vorm van educatie heel belangrijk.” De niet-stemmers bevinden zich vooral onder laagopgeleiden. De groep van maatschappelijk zwakkeren zou eenvoudig politiek geëngageerd kunnen worden door een opleiding. “Wanneer men op de middelbare school al zou beginnen met een zekere politieke opvoeding, dan is de stap om te gaan stemmen veel kleiner”, zo meent Meier. Volgens Thijssen is het invoeren van politieke educatie op school geen gemakkelijke opgave. “Politieke socialisatie is geen wondermiddel. Toch is er nog veel werk, het zal in de vakoverschrijdende eindtermen aan bod moeten komen want een vak als politieke vorming bestaat vandaag niet.” 

Eerder dan opleiding op school pleit Thijssen ervoor dat stemmers hun stemgedrag laten afhangen van gepresteerd politiek werk van een bepaalde partij. “Veel meer moet gekeken worden naar wat bepaalde partijen al gepresteerd hebben in plaats van de hypothetische beloften en oneliners die niet nagekomen worden.” Hierdoor zou de stemmer zonder echt politiek geïnteresseerd te zijn toch kunnen weten welke partij het beste voor zijn of haar belangen opkomt. 

Er wordt ook gewaarschuwd voor het gevaar van niet stemmen. Volgens Meier is de opkomstplicht aan een persoonlijk belang verbonden. “De maatschappelijk zwakkeren zonder politieke opleiding en opvoeding hebben vaak niet de mondigheid en het besef wat bijvoorbeeld een hooggeschoolde bedrijfsleider wel heeft.” Hij ziet met andere woorden het belang in van zijn politieke stem. Dit soort mensen stemt autonoom, zelfs al was er geen plicht. 

Wat als?

De grote vraag die gesteld wordt is: wat als we stemrecht zouden invoeren? Zoals al gezegd en ook uit onderzoek is gebleken, verbindt stemrecht niet meer mensen aan de stembus, integendeel. 

Uit cijfers blijkt dat tijdens de verkiezingen voor de  Tweede Kamer in Nederland vorig jaar een opkomst was van 74,5 procent. Dit is minder dan in België maar wanneer je nagaat dat deze mensen allemaal vrijwillig en uit een zekere overtuiging naar de stembus komen, lijkt het zeker geen verkeerde uitslag. Uiteraard ligt ook het percentage ongeldige stemmen in landen met stemrecht lager dan in landen waar men opkomstplicht hanteert. 

Er zijn uiteindelijk twee conclusies te maken bij het afschaffen van de opkomstplicht. Laaggeschoolden worden minder vertegenwoordigd bij het hanteren van stemrecht en het idee dat de machtsverhoudingen zouden veranderen door het aanpassen van de verplichting om te stemmen naar een bevoegdheid verandert de politieke machtsverhoudingen niet. 

G1000

Sommige burgers zijn faliekant tegen de stembusgang. Volgens David Van Reybrouck lijden veel Europese landen aan het “Democratisch Vermoeidheidssyndroom”, zo stelt hij in zijn nieuwe boek “Tegen Verkiezingen”. Volgens Van Reybrouck is het bij ons veel te veel ingebakken dat democratie en verkiezingen bij elkaar horen. “We zijn allemaal electorale fundamentalisten geworden. Wij minachten de gekozenen, maar aanbidden de verkiezingen”, zo schrijft hij in Knack. 

Als alternatief op de standaard verkiezingen stelt Van Reybrouck loterijdemocratie voor. 
Samen met hem is een groep geëngageerde mensen opgestaan die mee willen beraadslagen in het politieke proces. Onder de naam G1000 organiseerden ze in Brussel een bijeenkomst met duizend willekeurig gekozen burgers die zo onbevangen kunnen overleggen. Alle lagen van de bevolking en ook alle problemen zijn vertegenwoordigd. Het doel: met het manifest dat is ondertekend wil de G1000 een concreet model uitvinden dat met een nieuwe impuls de huidige impasse in het land opheft. 

Op basis van een trechterproces wil men na een algemene publieke online raadpleging, kwam men op 11 november 2011 samen in Brussel voor een burgertop. Hier kwamen 704 burgers samen om te debatteren over belangrijke thema’s. Als afsluiting van deze overleg- en denkdag, werd een groep van 32 personen opgericht. Deze groep moet zich gaan buigen over de resultaten van de burgertop om zo samen te komen tot een concrete beleidsaanbeveling met als doel om zelf echt een vinger in de pap te hebben in de politiek. Na analyse en synthese is de vraag “Hoe omgaan met werk en werkloosheid in onze samenleving?” weerhouden als basisvraag voor het burgerpanel. 

donderdag 25 april 2013

LED: de nieuwe (be)spaarlamp


LED lampen maken hun opwachting in steeds meer toepassingen. De ultra besparende verlichting van marktgigant Philips gaat als zoete broodjes over de toonbank. Maar, wat maakt het dat de conventionele spaarlamp nu massaal vervangen wordt door deze initieel duurdere lamp? En dat in tijden van crisis.
Door: Dennis Kant
De tijd van de ouderwetse spaarlampen en de antieke gloeilampen is allang vervlogen. U hoeft niet meer minutenlang te wachten tot uw werkplek voldoende is verlicht want er is nu LED. LED staat voor Light Emitting Diode, wat erop neerkomt dat er wordt gewerkt met een halfgeleider product. In tegenstelling tot andere lampen, is er geen spiraal aanwezig. Het grote voordeel hiervan is dat er minder warmte vrijkomt en het een zeer duurzame en efficiënte manier is om licht te creëren.
Rendabel?
Verlichting blijkt wereldwijd 19% van het elektriciteitsverbruik in te nemen. In commerciële en openbare gebouwen is dit aandeel zelfs 43%. Het is dus vanzelfsprekend dat er kritisch gekeken wordt naar deze kostenpost. ‘Door een relatief eenvoudige aanpassing is er via ‘relighting’ een grote besparing te halen’, zo zegt Philip Eeckhout, Marketing Manager Office, Industry, Healthcare Philips Lightning. ‘Wanneer de verlichtingsinstallatie ouder is dan 5 a 6 jaar, is relighting met moderne LED-armaturen aangewezen’. Het gaat hier duidelijk over de besparingen die kunnen worden gerealiseerd binnen de publieke gebouwen. Wanneer het over uw privé woning gaat, zet het vervangen van uw spaarlampen door LED varianten uiteraard iets minder zoden aan de dijk.

Ook over de terugverdientijd is Eeckhout voorzichtig. ‘Deze is immers afhankelijk van het aantal branduren/dag, de aankoopprijs van de kWh, de vooropgestelde levensduur van de lampen... Reken met een terugverdientijd die kan variëren van 3-4 tot 5-6 jaar’.
Sensoren
Stefaan Lorrez, Product Manager Industriële Armaturen en Detectoren bij Havells-Sylvania benadrukt dat alleen het plaatsen van LED lampen niet voldoende is. “Het intelligent aansturen van de verlichting is cruciaal voor het wegwerken van energieverspilling en laat zich ook in bestaande gebouwen opnemen” Deze intelligente besturing in de vorm van sensoren, vraagt om een investering die in de privé woning door bijna niemand gerealiseerd gaat worden. Toch verwachten ze bij Philips dat in 2020 >75% is overgestapt op de energiebesparende variant. 'Reeds in 2015 zal een kantelpunt zijn waarbij normaal meer dan 50% van de professionele lichtoplossingen LED zullen zijn. In 2020 zal ook OLED tot een van de oplossingen behoren. Qua productie kunnen we hier nog geen concrete cijfers over geven', aldus Eeckhout.
Groei
Ondanks deze langere terugverdientijd, timmert Philips goed aan de weg als het om deze nieuwe vorm van licht gaat. Het afgelopen jaar werd er een omzetgroei van 36% gerealiseerd met het LED assortiment en zorgt daarmee voor een nr. 1 quotering voor Philips als het om de LED’s gaat. ‘Philips is leading in deze technologie en weet ook prijs kwaliteit te leveren. De beschrijvingen i.v.m. garantie, levensduur en lichtkwaliteit zijn 100% betrouwbaar en dat maakt dat we een streep voor hebben op de concurrentie’. De hogere prijs van de lamp wordt volgens Philips dan ook niet bepaald door de aantallen die men produceert. 'Het gaat om de waarde die je aan de klant levert: toppunt van vormgeving, excellente technologie en superieure klantenservice'. We gaan het zien!



Het sociaal akkoord: populistisch of effectief?
Niemand gelooft dat bezuinigingen echt verleden tijd zijn 

Na weken van onderhandelen met werkgevers en vakbonden, kwam er vorige week eindelijk een overeenstemming over het sociaal akkoord in Nederland. In het begin was vriend en vijand positief over het akkoord, maar nu lijkt niemand in Den Haag nog te geloven in een bezuinigingsvrij 2014. 

Door: Dennis Kant

"Dit is een historisch moment", zei premier Rutte van Nederland bij de presentatie van het akkoord. "Dit is een akkoord van vertrouwen voor het komende decennium dat de Nederlandse samenleving verder brengt." Afgesproken is onder meer dat de geplande bezuinigingen voor 2014 voorlopig worden uitgesteld, dat de ontslagbescherming tot 2016 ongewijzigd blijft en dat het derde jaar van de werkloosheidsuitkering wordt veranderd. 
Het kabinet heeft gezegd niet verder te bezuinigen en geeft zo de economie groeimogelijkheden. ‘Iedereen voorspelt groei, ook het IMF, niet met procenten tegelijk, maar we zien de weg omhoog weer. Dat zien we in de exportcijfers en daar leggen we, op weg naar herstel, dit akkoord bij’, aldus Rutte. 
Een definitief besluit over het bezuinigingspakket van ruim 4 miljard euro volgt volgens minister van Financiën Dijsselbloem in aanloop naar Prinsjesdag. Dat gebeurt op basis van nieuwe economische ramingen.
Criticus Martin Visser, econoom voor het Financieel Dagblad, zei in het programma Pauw en Witteman  echter dat er geen rekening wordt gehouden met de tijd die nodig is tussen de beleidswijziging en het oogsten van de gevolgen daarvan. Het akkoord heeft volgens Visser wel waarde, maar de eventuele effecten ziet hij niet.            


© ANP. (VLNR) Voorman Bernard Wientjes van VNO-NCW, premier Mark Rutte, minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken en FNV-voorzitter Ton Heerts voor aanvang van de presentatie van het sociaal akkoord gesloten met werkgevers en vakbonden.

Werkloosheid
In het sociaal akkoord zijn allerlei maatregelen ingebouwd tegen de werkloosheid. Er is van alles bedacht voor de jongeren en ouderen die geen werk hebben, maar voor de groep die de laatste tijd toeneemt, is er geen oplossing. “We zien dat de werkloosheid nu iedereen raakt. De groep die nu toeneemt is de middencategorie, vijfentwintig tot vijfenveertig jaar. Het sociaal akkoord voorziet maatregelen van werk naar werk, maar ja dat werk is er dus even niet’, aldus Visser. 
De werkloosheid is eigenlijk een goede maatstaf voor de crisis. Er is nu sprake van een triple dip, de derde keer dat Nederland in een recessie zit. Werkloosheid wordt gecreëerd door krimp en wordt heel eenvoudig weer opgelost door groei. Het is dan volgens veel mensen aan de overheid om deze groei te stimuleren. 
De uitspraak van premier Rutte vorige week viel dan ook in het verkeerde keelgat. Volgens onze premier is de winter voorbij en moeten we er zelf maar voor zorgen dat we in een nieuwe cabrio de zomer tegemoet gaan. De binnenlandse consumptie moet stijgen en dit kan volgens Rutte alleen wanneer we gaan investeren in wielen en stenen. De gemiddelde Nederlander kan echter helemaal geen nieuwe auto kopen of krijgt überhaupt geen hypothecaire lening van een bank omdat ‘veel hervormingen i.v.m. pensioenen en de woningmarkt op het slechte moment genomen zijn omdat veel partijen er niet aan wilden’, zo zegt Visser.
Positief?
Volgens econoom Barbara Baarsma zijn er twee punten positief aan dit akkoord. ‘Goed is dat de vakbonden goed in hun vel zitten en daardoor dit akkoord mede mogelijk hebben gemaakt. Een ander pluspunt is dat de geestdodende norm van het maximale 3% begrotingstekort even uit zicht is. Dit geeft in principe ruimte voor creatieve, verstandige hervormingsideeën’.
In principe...Helaas wordt de ruimte die dit biedt, niet benut. Het akkoord stelt ofwel zaken uit, ofwel worden er zaken afgesproken die juist de arbeidsmarkt minder goed laten werken. Als voorbeeld haalt Baarsma de flexibiliteit aan, meer in het bijzonder de afgeschafte nulcontracten in de zorg. ‘Waarom is er een toenemende mate van flexibiliteit? Omdat vaste contracten te vast en te goudvast zijn, de aanpak van deze flexibiliteit is dus symptoombestrijding’. Het akkoord is ook bedoeld voor de werking van de arbeidsmarkt an sich, niet specifiek voor bepaalde sectoren. Daarom vindt Baarsma het raar dat er toch specifiek rekening is gehouden met de zorgsector, al is het volgens haar op een verkeerde manier. 
Voorbeeld voor België
Dat de regeringspartijen een akkoord hebben bereikt in nauw overleg met de werkgevers en de vakbonden is alleen al een prestatie die navolging moet krijgen in België. Het sociaal overleg ligt er namelijk ‘op z’n gat’. Volgens Karel van Eetvelt, topman van Unizo, is de vertegenwoordiging van werkgevers en werknemers haar geloofwaardigheid kwijt en kan ze geen vuist maken tegen de regering. ‘Misschien is het daarom beter om er maar gewoon mee op te houden’, zegt van Eetvelt in een gesprek met krant De Morgen. "We claimen als sociale partner mee invloed te hebben op de maatschappij en het beleid, maar zoals we nu bezig zijn, komt daar niets van terecht. Het is bijzonder frustrerend te moeten vaststellen dat we fundamentele zaken niet meer opgelost krijgen met deze groep."

Een goed afgewogen akkoord blijkt geen gemakkelijke opgave. Het kan voor het volk ook nooit snel genoeg gaan, zeker niet in tijden van economische malaise maar houd wel in het achterhoofd dat er geen akkoord gesloten moet worden tegen iedere prijs.

woensdag 20 februari 2013

Opinie: Utopia

Door: Dennis Kant

Nederlands vicepremier Lodewijk Asscher komt vandaag met het ingenieuze idee om een participatiecontract op te stellen. Iedere migrant die zich vestigt in een Nederlandse gemeente moet vanaf nu zo’n contract ondertekenen. Het gaat ook om mensen uit de Europese Unie. ‘We betalen anders een enorme prijs voor vrijblijvendheid’, aldus Asscher. 


Lodewijk Asscher vindt dat migranten de grondrechten en de rechtsstaat
moeten onderschrijven.
Waar minister Asscher echter geen rekening mee schijnt te houden zijn de Europese regels die we zo hoog in het vaandel dragen. De interne markt en met name het vrije verkeer van personen is een van de paradepaardjes van de EU. Wanneer je een contract wilt laten tekenen als ‘attest’ van kennis over het land, en dat als voorwaarde gebruikt voor migratie, dan is dat in strijd met deze Europese regelgeving. Een dergelijk participatiecontract is in strijd met het Verdrag van Schengen dat, ook al gaat het in principe over reizen binnen deze Schengenlanden, altijd voorrang heeft op de wetten van de interne rechtsorde. De jurisprudentie in België hieromtrent is het befaamde Franco-Suisse Le Ski arrest. Een dergelijk verdrag kan ook in Nederland niet veronachtzaamd worden. Een dergelijk contract zal dus alleen gebruikt kunnen worden als formaliteit. Gewoon, voor de gemoedsrust. 


“We betalen anders een enorme prijs voor vrijblijvendheid” 

De manier van aanpak, dat is waar het schoentje knelt. Het contract omvat eigenlijk de integratie van de ‘nieuwe Nederlanders’. Ze moeten bewijzen dat ze op de hoogte zijn van de normen en waarden in dit land en in de westerse cultuur tout court. Dat er ook gevestigde groepen zijn die niet op een lijn staan met deze waarden, dat kan Asscher weinig schelen. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor leden van de SGP, de Nederlandse gereformeerde partij. Anno 2013 stellen ze bij die club nog steeds homoseksualiteit in vraag en vinden ze het nodig om in het algemeen reglement te vermelden dat vrouwen niet geweerd worden op basis van geslacht. Voor de rest van de westerse wereld is dit natuurlijk zo klaar als een klontje. Maar ja, als je als SGP zo goed als in de regering zit met de PvdA van Asscher, dan word je natuurlijk buiten beschouwing gelaten van dit soort didactische maatregeltjes. 

Dat je als bankdirecteur enkele miljoenen aan bonussen binnenhaalt, dat je je als politie-agent niet kunt gedragen of dat je wachtgeld krijgt om niks te doen, is natuurlijk helemaal ingebed in onze cultuur en ons normen-en-waardenstelsel. Geen schrik, daar blijven we vanaf. 

vrijdag 8 februari 2013

Internetbankieren wordt steeds populairder, ook bij criminelen


Door: Dennis Kant

Online bankzaken regelen is voor steeds meer mensen de ideale manier: snel, overzichtelijk en zonder rompslomp. Dit hebben internetcriminelen helaas ook door.
De rit naar de bank wordt steeds vaker vervangen door een simpele klik op de computer. Die klik is net zo gemakkelijk voor cybercriminelen. Dat blijkt uit cijfers van Febelfin. De online criminaliteit steeg afgelopen jaar met factor tien!

België is op dit moment geen grote speler binnen de online banksector als je het Europese gemiddelde bekijkt. Slechts de helft van de burgers bankiert online. Even ter vergelijking: 79 procent van de Nederlanders tussen de 16 en 75 jaar doet aan e-banking. Naast Nederlanders maken ook Finnen, Zweden en Denen veel gebruik van de digitale bank.

Toch wint het concept ieder jaar aan populariteit. Volgens Febelfin, de Belgische federatie van de financiële sector, zijn er over een periode van negen jaar vier maal zoveel abonnementen voor internetbankieren afgesloten. Het totale aantal sessies steeg naar 460 miljoen in 2011.

Aantal geregistreerde sessies internetbankieren in miljoenen. Grafiek: Febelfin©
Aantal geregistreerde sessies internetbankieren in miljoenen. Grafiek: Febelfin©

Fraude

Uiteraard brengt een hoog aantal sessies ook een groter risico op onheil met zich mee. Cybercriminelen slaan hun slag steeds vaker via de digitale bankomgeving van de nietsvermoedende particulier. De Belgische financiële instellingen investeren zeker wel in de veiligheid van hun systemen, maar dit garandeert geen waterdichte internetomgeving. Volgens de cijfers van Febelfin waren er in de eerste tien maanden van vorig jaar 826 fraudegavallen. Op een totaal van 460 miljoen is dat ‘slechts’ twee op een miljoen.

Uit diezelfde cijfers blijkt helaas ook dat er in de eerste vijf maanden van dit jaar al vier keer meer geld verloren is aan fraude bij internetbankieren dan in heel 2011.  In 2011 gingen criminelen er nog met 175.000 euro vandoor. In mei 2012 stond de teller al op 715.000 euro. Dit is een stijging x10 in vergelijking met het jaar daarvoor.

Volgens woordvoerster Pamela Renders van Febelfin ligt de stijging aan drie dingen. De malware - de computervirussen die zich in de financiële transactie nestelen- worden steeds beter. Een ander probleem ligt aan het feit dat de trend heel erg bij de particulieren ligt. Meer transacties betekent meer fraude. En als laatste zie je de opkomst van de social engineering. Dit is een slinkse wijze van fraude waarbij men bank- en contactgegevens probeert te vergaren, simpelweg door een telefoontje.

Wat nu?

Banken doen er alles aan om hun internetomgeving veilig te krijgen. Zo zijn er de random-readers, de inlogapparaatjes om gebruik te maken van e-banking, die het u veiliger maken. Ook komen er steeds meer codes en controles om over te gaan tot een simpele overschrijving. Het wordt voor de particulier niet makkelijker, maar wel veiliger.

Als gebruiker kun je ook wat doen om alles zo veilig mogelijk te laten verlopen. Beveilig je pc en reageer niet op rare verzoeken van uw ‘bank’. Banken vragen u nooit om gegevens via mail of telefoon. Als u het niet vertrouwt, haak in!

zondag 3 februari 2013

Koning Albert is koningin Beatrix niet. België is nog niet klaar voor een troonopvolging


Door: Dennis Kant

Na de abdicatie van de Nederlandse koningin Beatrix kon de geruchtenmolen in België uiteraard niet uitblijven. Dit jaar zit koning Albert precies twintig jaar op de troon en zou hij dus, geheel tegen de traditie in, ook best het pad vrij kunnen maken voor de nieuwe generatie.

Mario Danneels, koningshuiskenner en auteur van spraakmakende boeken waaronder de biografie van Laurent, vindt dat het aftreden van Albert totaal niet aan de orde is. “Puur omdat die traditie in België niet bestaat. Nederland is daarin, samen met Luxemburg, overigens wereldwijd een uitzondering. In de meeste monarchieën blijft het staatshoofd zitten tot aan zijn of haar dood. Waarom wordt er gespeculeerd over een aftreden van Albert, die 78 is, en niet over een aftreden van Elizabeth II, die 87 wordt?” 

 Mario Danneels heeft een klare kijk op de
huidige situatie. Foto 
© Louise Hannon
Negatieve perceptie

In België is de legitimiteit van het koningshuis altijd in vraag gesteld. In andere landen bestaat er veel minder discussie over de rol die de vorst heeft. De incidenten die zich de laatste tijd hebben voorgedaan, pleiten niet in het voordeel van de Belgische monarchie. De Koning zei in zijn toespraak tot de overheden van het land in januari dan ook: “als Hoofd van de Koninklijke familie, kan ik niet verzwijgen dat de recente familiale gebeurtenissen, mij bedroefd hebben en mij een les in bescheidenheid hebben gegeven. De Koninklijke familie moet immers in alle omstandigheden een voorbeeld zijn”. Dit is wellicht een van de belangrijkste elementen van een monarchie: een voorbeeld zijn. De bevolking spiegelt zich aan het gedrag en de houding van de vorst, die er dan natuurlijk geen potje van moet maken.

Daar bovenop spelen er echter ook nog andere factoren: “koningin Paola geniet van de prestige van de rol en wil geen baan ruimen; en uiteraard is er de politieke instabiliteit van België. Verschillende politieke partijen zitten als koppensnellers klaar om toe te slaan bij de eerste misstap van koning Filip, en er is nood aan stabiliteit. Een troonwissel zou te veel en ongekende gevolgen kunnen hebben voor het politieke landschap. En tenslotte heeft Albert geen zin om erop toe te kijken hoe na zijn aftreden alles als een kaartenhuis in elkaar zakt”, aldus Danneels.

Ook de Nederlandse prins Willem-Alexander is niet onbesproken. Toen in 2008 bekend werd dat de prins samen met prinses Maxima een huis wilde laten bouwen in Mozambique, stortte de Tweede Kamer zich op dit project. De projectontwikkelaar zou de lokale autoriteiten proberen om te kopen door gratis huizen voor hen te bouwen. Ook de vader van Maxima zorgt nog regelmatig voor ophef. 

Wat maakt dan het verschil met Nederland?

Mario Danneels wijt het aan het feit dat er in Nederland geen Belgische verdeeldheid bestaat. “Vlaams-nationalisten pakken het koningshuis al jaren aan omdat ze daarmee België kunnen raken, en als je maar vaak genoeg hetzelfde mantra herhaalt zal het tot het volk doordringen”. Dit draagt niet bij aan de populariteit van de koning, daargelaten natuurlijk of het waar is wat de nationalisten zeggen. 

In Nederland zijn de dotaties ook veel zuiverder: in België is er haast niemand die niet begrijpt of verwerpt dat de koning en zijn opvolger werkingsmiddelen nodig hebben. Maar alle koningskinderen krijgen een exorbitante dotatie. Het is niet te verantwoorden dat Fabiola tien keer zoveel krijgt als de koning van haar geboorteland Spanje, en dat Astrid en Laurent - twaalfde in lijn en nauwelijks activiteiten - een hogere jaarwedde hebben dan Barack Obama. In geen enkel ander vorstenhuis krijgen zoveel leden een dotatie, en zeker geen leden die zover van de troon verwijderd staan en niets om handen hebben. In Nederland krijgen enkel koningin Beatrix, prins Willem-Alexander en prinses Máxima overheidsgeld, de andere leden van de familie gaan werken. In België werken enkel prins Lorenz en prins Amedeo voor de kost.

In Vlaanderen bestaat er natuurlijk ook de perceptie dat het om een Franstalige familie gaat - wat ook zo is - en dat de Vlamingen gewantrouwd worden. “Paola is dit jaar 54 jaar in België en spreekt zo goed als geen Nederlands. Fabiola, Mathilde, Astrid en Laurent hebben vreselijke accenten in het Nederlands, prinses Claire spreekt het nauwelijks. Voor een bevolkingsgroep wiens geld het hele land draaiende houdt, is dat moeilijk te verteren, vooral als in Nederland een Argentijnse arriveert die bij haar voorstelling al meteen mooie volzinnen kan formuleren, iets wat de Ardense Mathilde bij haar verloving niet kon”, zegt kenner Danneels.

Daarnaast is de Nederlandse monarchie veel vooruitstrevender, transparanter, eigentijdser en dus relevanter. De Nederlander kan zich makkelijker identificeren met hun koninklijke familie. De zonen van prinses Margriet wonen gewoon in het centrum van Amsterdam en werken voor de kost - net als prins Constantijn en, voor zijn ongeval, prins Friso, terwijl een Laurent in België door de staat onderhouden wordt om niets te doen.
    
                  
De Belgische monarchie. Een lastig verhaal. Foto: salonvansisyphus©
                  
Filip

De vraag of prins Filip klaar is voor de troon, houdt ook veel mensen bezig. Er is sowieso weinig vertrouwen tussen vader en zoon, en volgens Danneels zou Albert liever zijn dochter Astrid aan het roer zien. 
Echter, door de hierboven aangehaalde traditie zou Albert het roer ook niet overlaten aan Filip als het een capabel man zou zijn. Overigens: wat is ongeschikt? Er bestonden twijfels over Albert I, Boudewijn en Albert II bij hun aantreden, maar wanneer ben je 'geschikt' om een haast volledig uitgeholde functie uit te voeren? Filip is de best opgeleide kroonprins in de Belgische geschiedenis en met een sterk team van adviseurs zou er niets mogen misgaan.
In een onderzoek dat werd uitgevoerd op vraag van de VRT bij 1000 Belgen, bleek dat prins Filip met 23% het minste vertrouwen van de bevolking kreeg. Volgens Jo Steyaert van onderzoeksbureau IVOX is het feit dat slechts een op vijf Belgen  vindt dat Filip klaar is voor de troon niet zo opmerkelijk. Wat een stuk opmerkelijker is: de Nederlandstaligen en de Franstaligen zijn het op dat vlak eens. 
Op gebied van het draagvlak voor de monarchie liggen de cijfers anders. 40% van de ondervraagden vindt dat het koningshuis mag worden afgeschaft. Slechts 22% van de Franstaligen vindt dat tegenover 52% van de Nederlandstaligen. 

Achterhaald sprookje of onmiskenbaar instituut?

In Nederland komt de vorst normaal niet meer tussen in de regeringsvorming. Wat is dus de taak van een koning(in)? Voor de noorderburen is deze vraag makkelijk te beantwoorden. De toekomstige koning Willem-Alexander moet het land gaan vertegenwoordigen in het buitenland en, met alle respect, lintjes gaan doorknippen. De ceremoniële kant van het koningschap. 
Volgens politiek journalist Guy Tegenbos is het nodig dat wanneer koning Albert zijn ambt gaat doorgeven, ook hier de taak van het koningshuis opnieuw gedefinieerd gaat worden. Tenminste ‘als we het koningschap - een achterhaalde instelling - willen behouden.’

maandag 28 januari 2013

Salarissen topbestuurders liggen vaak te hoog. Wanneer komt nu die ‘Peumansnorm’?


De discussie omtrent de te hoge verloning in de publieke sector woedt. Het is een actueel onderwerp dat lijkt te zijn ontstaan sinds we de crisis hebben leren kennen. Natuurlijk is de vraag die rijst: verdient meneer de CEO niet teveel? Wellicht is de vraag waarom dat salaris zo exorbitant is, een betere.

In Nederland is vorige week opnieuw een hele rel ontstaan over de lonen van topambtenaren. Ambtenaren die op kosten van de belastingbetaler hun zakken volduwen en zelfs een zonnebril nog gedeclareerd willen zien, passeerden al eens eerder de revue. Dit keer kregen met name televisiepresentatoren en -makers het zwaar te verduren. Het lijkt er niet meer om te gaan hoeveel je verdient, maar op de hoeveelste plaats op de ranglijst je staat. Denk hierbij aan grootverdieners als Paul de Leeuw, Matthijs van Nieuwkerk, Dominique Weesie en ander bekende hoofden. 

Balkenendenorm
In 2006 is er in Nederland gekozen om een vrijwillige norm in te voeren die ervoor moest zorgen dat de lonen in de publieke sector binnen de perken bleven. Daarop is er sinds deze maand een regeling in de Wet Normering Topinkomens (WNT) die verbiedt dat bestuurders in de (semi)publieke sector meer verdienen dan 130 procent van het ministerssalaris, zijnde de oude Balkenendenorm. De WNT-norm bedraagt nu een kleine €230.000. 
Echter, minister van Binnenlandse Zaken Roland Plasterk stuurde vorige week een brief aan de Tweede Kamer met daarin de namen van maar liefst 2.651 werknemers die nog boven de norm verdienen, u begrijpt de commotie. 
Minister van Binnenlandse Zaken Plasterk publiceerde een lijst met graaiers. Foto: Spits
Ook in België is er een sterke drang om de graaicultuur een halt toe te roepen. Zo opperde Vlaams minister van Binnenlands Bestuur Geert Bourgeois (N-VA) in het plan ‘deugdelijk bestuur’ al voor een soortgelijke regeling. Het zou dat gaan over de topmanagers en -bestuurders in de Vlaamse administratie en publieke sector die niet meer mochten verdienen dan €237.967. In de realiteit zou dit moeten leiden tot een ‘Peumansnorm’. De Voorzitter van het Vlaams Parlement is immers de eerste burger en verdient het loon van de Vlaams minister-president, vermeerdert met één euro.

Verantwoording
Volgens professor economie Lode Vereeck van de Universiteit Hasselt ligt het probleem bij de verantwoording. De inperking van de lonen is volgens hem een goede zaak omdat de producten die de ambtenaren voortbrengen uit een overheidsdienst komen en deze niet te meten is. ‘Men kan de waarde van de output niet meten, de output zelf wel.’
De lonen van bijvoorbeeld een professor zouden dan moeten afhangen van het aantal artikels dat hij schrijft. Maar wat is de waarde van een artikel? Dit is niet te meten. Dit is dan ook een collectief goed: het niet betalen voor gebruik sluit niemand uit. Voor private goederen en daarmee ook de private sector is dat anders. Hoe meer blikjes cola Coca Cola weet te verkopen, hoe meer omzet er gescoord wordt. Dat blikje kan dan ook maar een keer verkocht worden. De omzet is te meten en dus ook in geld uit te drukken. 

Deze nuance tussen de publieke en de private sector lijkt de bottom line van de hele discussie. Wellicht is de hele heisa niet voor iedereen even gemakkelijk te begrijpen. Zo eenvoudig is de materie ook niet. Als u even nadenkt, dan zult u snappen dat er eigenlijk een grote paradox in deze hele regeling zit. 
Nemen we als voorbeeld Didier Bellens, de grote man bij het semi publieke bedrijf Belgacom. De Belgische Staat is voor 53 procent aandeelhouder van het bedrijf. De topman wordt aangesteld door de Raad van Bestuur, die eveneens het loon bepaalt. De Raad van Bestuur wordt op haar beurt aangesteld, zoals dat overigens overal gebeurt, door de aandeelhouders. En...wie is de grootste aandeelhouder? Juist, de Belgische Staat.

Correcte verloning
Loon naar werken. Dat is toch wel de lokroep die er hardop klinkt. Aantallen meten is, zoals al gezegd, niet mogelijk in de publieke sector. ‘Dit leidt tot vreemde dingen’, aldus Vereeck. Een correcte verloning, dat is waar het om draait. Op Vlaams niveau is de discussie nog niet zo actueel als op federaal niveau. De topmensen bij onder andere De Lijn en de VRT worden op dit moment nog niet betrokken in de acute discussie. Toch zal ook dit niet uitblijven. 
Dat het ook heel anders kan, dat bewijs Frank van Massenhove. Hij is manager van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid, werd twee jaar geleden verkozen tot overheidsmanager van het jaar en bovendien dat alles voor €240.000. Het moet dus voor een deel uit idealisme en voor het algemeen belang. In de privésector worden grotere bedragen toegekend, maar daar is het ook weer aan de aandeelhouders om aan te kloppen wanneer ze het niet eens zijn met de gang van zaken. In de publieke sector zijn het wij, de belastingbetalers, die een oogje in het zeil moeten houden.